Jos. Bedaux was autodidact en leerde het vak vooral bij zijn vader, die aannemer was in Tilburg. Tijdens de crisis van de jaren dertig moet hij vroeg aan de slag en ontwerpt hij al in 1932 een forse uitbreiding van het klooster Ave Maria in Tilburg. De eerste jaren bouwt hij in een stijl die aan die van Kropholler doet denken. Al voor de oorlog gaat dat over in een eigen romantisch traditionalisme. In 1938 begon hij officieel zijn eigen bureau. Na de oorlog haalt hij classicistische elementen in zijn architectuur. In de jaren vijftig pakt hij een eigen modernistische stijl op, die gekenmerkt wordt door een tijdloze ingetogenheid.
Gebouwen van Jos Bedaux zijn vooral in Noord Brabant te vinden. Woonhuizen in ‘de stijl van Bedaux’ zijn in die contreien al vele jaren populair. Op nationaal niveau is zijn reputatie de afgelopen jaren sterk gegroeid, en dan met name in de vakwereld. Hij staat bekend als een ‘traditionalistische’ architect maar wordt ook wel een ‘postmodernist avant la lettre’ genoemd vanwege zijn vrije, ondogmatische omgang met tradities. In zijn oeuvre gaan verschillende stijlen en elementen uit de architectuurgeschiedenis – van traditioneel tot modern – naadloos in elkaar over. In het actuele debat over (neo)traditionalisme in de architectuur wordt Bedaux dan ook steeds vaker als voorbeeld aangehaald.
Traditionalisme
Bedaux groeide op in het katholieke Noord-Brabant, een goeddeels geïsoleerde provincie die pas ontsloten werd toen in 1936 de Moerdijkbrug een verbinding vormde met Zuid-Holland. Bedaux was lid van de Bossche Kring (1936) en de AKKV (1937), katholieke organisaties die een traditionalistische architectuur voorstonden. Hij liet zich in die tijd fel uit tegen modernistische stromingen en de moderne, zedenloze invloeden uit ‘Holland’.
Classicisme
Zijn vroege ontwerpen zijn verwant aan de zware baksteenarchitectuur van J.A. Kropholler, versierd met natuursteen en smeedwerk. Later in de jaren dertig wordt zijn architectuur lichtvoetiger: een rijk gedecoreerd romantisch-traditionalisme. Hij gaat zijn gevels wit schilderen, wat een terugkerend motief in zijn oeuvre zal worden. Na de oorlog wordt zijn werk strakker, statiger en monumentaler. Hij gebruikt geen specifieke streekeigen elementen, maar zoekt naar algemene vormen uit het verleden, zoals die uit de Hollandse Renaissance of het Classicisme.
Herkenbare eigen stijl
Elke nieuwe ontwerpopgave betekende voor Bedaux een nieuw spel met stijlen en variaties. Hij was geen purist, en gebruikte meerdere stijlen naast elkaar in hetzelfde ontwerp. Ondanks die variatie en diversiteit is het werk van Bedaux onmiddellijk herkenbaar. Dat zit vooral in de duidelijke volumes en harmonieuze composities, en gevels waarin details telkens anders zijn toegepast.
Bedaux’ vrije omgang met stijlen, de subtiele manier waarop hij in zijn werk verwijst naar (lokale) tradities, en het gebruik van zowel traditionalistische als modernistische vormen zijn kenmerkend voor zijn oeuvre. Zijn werk relativeert de tegenstelling tussen ‘traditionalistische’ en ‘moderne’ architectuur, zoals die in het actuele debat over (neo)traditionalisme nog steeds bestaat. Bij Bedaux staat stijl niet op zichzelf. Vormen en stijlen vloeien voort uit de specifieke ontwerpopgave, die bepaald wordt door de locatie, de functie, de opdrachtgever en de tijd.
Dit zeer karakteristieke “handschrift” heeft zijn architectenbureau al vele decennia weten vast te houden in de eigen herkenbare stijl.
Omvang
Het oeuvre van Bedaux is buitengewoon omvangrijk en divers. Bedaux bouwde ongeveer 500 werken in een grote diversiteit: kapellen, huizen, villa’s, kloosters en kerken, woningbouwcomplexen maar ook gebouwen voor onderwijs en gezondheidzorg. Zijn psychiatrische inrichtingen waren complete dorpen waar hij ook de strakke stedenbouwkundige structuur ontwierp. Hij werkte veel samen met tuinarchitect Pieter Buys en kunstenaar Luc van Hoek.
Spreiding
Het zwaartepunt van zijn werken ligt in Brabant, waar zijn wortels liggen. Tilburg en Goirle bevatten de meeste werken van zijn hand. Maar ook elders in deze provincie heeft hij veel gerealiseerd. Verspreid over het land van Noord-Holland tot Maastricht komen werken van hem voor. Ook in België zijn werken van hem te vinden. Hier heeft hij een tiental woonhuizen gerealiseerd, vooral rond Turnhout. Het plan voor Sluis springt daar uit door zijn belangrijke bijdrage aan de wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog.
Hoogtepunten
Hoogtepunt is het gebouw van de Katholieke Economische Hogeschool in Tilburg, tegenwoordig het Cobbenhagegebouw van de Universiteit van Tilburg(1962). Ook de GGD (1967) en het kantongerecht (1968) in Tilburg, de kapel voor het Karmelietessenklooster in Haaren en de Openluchtschool in Goirle zijn belangrijke bouwwerken. Van het vroege werk vormt het complex Fatima bestaande uit het bejaardenpension Sint-Jozefzorg, een klooster, de Fatimakerk, lagere scholen, een patronaat en huizen een belangrijk werk (1947-1951). Ook de gevarieerde wederopbouw in Sluis is van bijzondere kwaliteit.
Van de vele woonhuizen vormen zijn eigen woonhuis (1937, het huidige architectenbureau), het woonhuis met atelier van Hoek (1947) en woonhuis Broekhuysen(1951), alle in Goirle, markante ontwerpen.
Rijksmonumenten
Een aantal bouwwerken is op de Nederlandse rijksmonumentenlijst geplaatst. Een groot aantal bouwwerken staat op gemeentelijke monumentenlijsten of zit in een aanwijzingsprocedure.